23.9.06

Zaterdag 9 september 2006.

Vandaag vertrekken we naar Zwitserland. Alles wat we nodig hebben, zit in 2 reistassen.We gaan dit jaar niet alleen, Tom gaat ook mee. Hij heeft een dubbele voornaam, zoals Jan Peter. Maar ik noem hem enkel Tom. Hij beweert alle wegen in Europa te kennen. Ik rij onze ondergrondse garage uit en voor ik wat kan doen, zegt Tom dat ik linksaf moet gaan. Ik kijk hem verbaasd aan; ik ga altijd rechtsaf en dat doe ik ook. Tom reageert niet en ik rij de Louis Regoutstraat in. “Keer om”, zegt Tom en nogmaals: “Keer om!” Mijn medereiziger heet voluit Tom Tom, het is een navigatiesysteem. Thuis tik je de eindbestemming in en hij berekent de gehele reis.De eindbestemming is Aminona, een bergdorpje in het Zwitserse Wallis.Een afstand van 823 km. Op mijn computer heeft de routeplanner van de ANWB 918 km berekend. De reis verloopt voorspoedig tot enkele kiloneters voor Ludwigshafen, daar is een Baustelle en dus een file, waar heel weinig vaart in zit. We drinken een kop koffie. Hennie heeft die thuis gezet voor het geval dat je in de file terechtkomt. We staan ongeveer ’n uur zo goed als stil. Dan komt er weer wat vaart in en we passeren de Baustelle. Het is me tijdens de eerste helft van de reis opgevallen dat de autobahnen in Duitsland in slechte staat verkeren. Veel gaten en lapwerk. Hun nationale trots ligt er verwaarloosd bij. Ook in ons buurland is de economische crisis te bemerken; achterstallig onderhoud. Rond 1 uur ’s middags bereiken we de Zwitserse grens. We zijn de grens nauwelijks over of daar begint een Zwitserse Baustelle. Een wegomleiding! Tom Tom raakt de kluts kwijt. De kaart die me naar Aminona brengt is een kaart met alleen de hoofdwegen en door de wegomleidingen ben ik van de hoofdweg gereden en onze beste Tom zoekt zich rot waar hij is. Op een parkeerplaats verander ik van kaart. Tom Tom heeft ook Zwitserland met al zijn lokale wegen in zijn geheugen. Ik verander van kaart en zie, hij weet direct waar we zijn. Het werkt weer perfect. In de buurt van Bern geeft Tom me aan dit ik de richting Interlaken moet volgen. Zonder er bij na te denken volg ik hem. Zitten we wel goed?, vraagt Hennie na een half uurtje. Ik begin ook te twijfelen, maar Tom geeft aan dat ik nog 125 km moet reizen naar de eindbestemming en dat kan kloppen. Alleen berekent dat ik daar 2 uur over zal doen. Op de volgende wegwijzer zie ik Kandersteeg staan. Er gaat een lampje bij mij branden. Je kunt bij Interlaken niet over de Alpen, je moet er door met een autotrein. En voor ik ’t weet staat ik bij de toegang tot het autostation. Voor 25 Sfr’s brengt de autotrein ons naar Goppenstein aan de Zuidelijke kant van de Alpen. In het verleden heb ik nooit van die trein grbruik willen maken. Ik zit niet graag opgesloten in een donkere stinkende tunnel. Maar nu is er geen weg terug. Tom Tom wist wel waar we waren. Hij zei: Ga rechtaf de veerboot op! Op de trein staat de auto in een open kooi. De tunnel is onverlicht, aan de zijkant van onze stalling brandde een klein lampje. Volgens mij stonden er meer dan 100 auto’s op de trein. De dieselloc verspreidde ’n vieze oliegeur. We verdwenen in het donkerste binnen van de Alpen. Het plafondlampje in de auto was het enige licht. Als iemand echt op de voorkant van alle kranten over de hele wereld wil komen moet hij deze trein opblazen; alle auto’s vol benzine, ontploffingen over 100 meter …. Als ratten in de val. Die gedachten speelden door mijn hoofd. Na een half uur spuwde de berg ons weer uit. De terugweg wordt weer 100 km langer, dat weet ik zeker. Tom Tom had gelijk wat de afstand en de te rijden tijd was.